Johannes Brahms
1833 - 1897 | Duits
Johannes Brahms werd op 7 mei 1833 geboren als de zoon van Johann Jakob Brahms en Henrika Christiane Nissen. Hij kwam uit een arbeidersfamilie, zij uit een welgestelde familie die financieel aan de grond is geraakt. Het was geenszins een gelukkig huwelijk, wat uiteindelijk leidde tot een scheiding. Niet veel later overleed Henrika. Het duurde niet lang voordat zijn vader opnieuw in het huwelijk trad met een weduwe.
Zijn vader was tevens de eerste muziekdocent die Johannes heeft gehad. Hij was de contrabassist an het Hamburgse stedelijk orkest. Op tienjarige leeftijd – hij had inmiddels pianoles van Otto Friedrich Willibald Cossel – werd Johannes al een ‘wonderkind’ genoemd, nadat hij een succesvol concert had gegeven. Een tournee door Amerika werd afgeslagen.
Op zijn veertiende kon Brahms aan het werk als dirigent van een mannenkoor. Het componeren werd een klus voor in de nachtelijke uren. Hij moest wel, want tot zijn zestiende verdiende hij de kost voor zijn familie. Zo speelde hij als dansmuziekpianist, begeleidde hij theatervoorstellingen, gaf muzieklessen en arrangeerde populaire liedjes. Een drukbezette jongeman, die bovendien opviel door zijn talent voor transponeren en zijn enorme muzikale geheugen.
In 1852 ging Johannes de samenwerking aan met Eduard Remeny, een Hongaarse violist. Samen ondernamen zij een concertreis. Tijdens deze reis ontmoetten ze Josef Joachim, een concertmeester en tevens beroemd landgenoot van Remeny. Hij opperde om door te reizen naar Franz Liszt, die te boek stond als dé held van de Neu-Deutsche stroming. In tegenstelling tot Remeny zag Brahms weinig heil in de muziek van Liszt, waarna hij zijn reis alleen vervolgde.
Hij leerde het echtpaar Robert en Clara Schumann kennen. Schumann was behoorlijk onder de indruk van zijn talent en kreeg het dan ook voor elkaar dat Brahms’ eerste werken werden gedrukt. In een door hem geredigeerd tijdschrift schreef Schumann lovende woorden over Johannes: “Ik heb geruime tijd gewacht op een componist die geroepen was de hoogste uitdrukking van de tijd op ideale wijze uit te spreken. En hij is gekomen, een jongeman, aan wiens wieg gratiën en helden waakten. Hij had, ook in zijn uiterlijk, alle kentekenen die ons aankondigden: dit is een uitverkorene.”
Vier maanden later deed Schumann een poging zichzelf het leven te ontnemen. Hij sprong in de Rijn. Als gevolg hiervan verloor hij zijn verstand, waarna Brahms afreisde naar Düsseldorf om weduwe Clara bij te staan. Het werd zijn vriendin voor het leven; vele concertreizen en uitstapjes maakten zij samen, schreven duizend brieven over en weer, maar hebben elkaar desondanks nooit het ja-woord gegeven.
In 1863 – Brahms was toen dertig jaar oud – had hij veel succes als dirigent van de Wiener Singakademie, maar behield de baan maar één jaar. Hij vond het artistiek niet verantwoord om het koor nog meer te laten optreden, waardoor hij zich genoodzaakt voelde deze wens van het koor naast zich neer te leggen. Ook maakte hij inmiddels als pianist en begeleider furore: hij trad overal in Europa op, niettemin vanwege het feit dat hij in de belangstelling werd gespeeld door Clara Schumann en Josef Joachim.
Pas op 39-jarige leeftijd betrok Brahms zijn eerste eigen woning in Wenen, waar hij tot aan zijn dood is blijven wonen. Hij begon tevens als artistiek directeur van het Weense ‘Gesellschaft der Musikfreunde’, waarvan hij het koor en orkest begeleidde. In 1877 benoemde de universiteit van Cambridge hem tot eredoctor, twee jaar later volgde de universiteit van Breslau. Ook werd hij onder meer benoemd tot ereburger van Hamburg, erelid van de Haarlemse Bachvereniging en buitenlands lid van de Académie française. Dat hij ereburger van Hamburg werd, is bovendien opvallend: hij is steeds gepasseerd wanneer er in Hamburg een nieuwe dirigent benoemd moest worden. Toen hem in 1894 een functie werd aangeboden bij de Hamburgse Philharmonie, bedankte hij.
Op 10 januari 1896 trad Brahms voor het laatst op als dirigent, terwijl Eugen d’Albert zijn twee pianoconcerten speelde. Een onbekende Engelse filantroop liet hem een groot geldbedrag na, waarvan hij de helft naliet aan het Gesellschaft der Musikfreunde waar hij in het verleden artistiek directeur van was. Ruim een jaar later overleed hij aan de gevolgen van leverkanker. Hij werd begraven naast Beethoven en Schubert.
Bekende werken
- Hongaarse Dansen
- Ein deutsches Requiem
- Vioolconcert
- Eerste Symfonie
- Dubbelconcert